Wat is de betekenis van Aperij?

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aperij

v. (-en), 1. kluchtige vertoning, zotte handeling; 2. gekheid, mallepraat: ’t is alles kool en aperij; 3. blinde, domme navolging : ’t meeste wat wij doen is louter aperij.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aperij

v. aperijen (kluchtige vertoning, gekheid; belachelijke nabootsing).

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aperij

(aperij) v. (-en) I. Eig. potsierlijke handelingen van een aap. II. Metf. 1. kluchtige vertoning 2. Uitbr. gekheid, dwaasheid: een kunst die in ontaardt.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Aperij

v. (-en), 1. kluchtige vertoning; rare handeling; 2. gekheid, beuzelpraat: het is alles kool en aperij.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

APERIJ

v. (-en), kluchtige vertooning, zotte handeling; gekheid, mallepraat 7 is alles kool en aperij; — blinde, domme navolging 7 meeste wal wij doen is louter aperij.

2024-03-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Aperij

Aperij, v. (-en), apenspel, belagchelijke nabootsing; (fig.) nuttelooze verrigtingen.