Wat is de betekenis van APARTJE?

2025-05-20
*PREMIUM* Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-05-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Apartje

o. (-s), onderhoud onder vier ogen; (oneig.) fluisterend gesprek in ’t bijzijn van anderen: ik vind jullie apartjes niet aardig.

2025-05-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

apartje

1. (19e eeuw) (inf.) onderhoud onder vier ogen. Ook wel: ampartje. • Neen! antwoordt Quad, zonder in het minste boos te worden, ik heb een apart-je met 'm 'm! dat moest Jaapies vader eens hooren! Met zooveel minachting van zijn leermeester te spreken! gehad. (Klikspaan: De studenten en hun bij-loop. 1844) • Een Apartje van MacD...

2025-05-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

apartje

o. apartjes (onderhoud onder vier ogen; fluisterend gesprek tussen enige personen in een groot gezelschap); een apartje hebben.

2025-05-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

apartje

(a'partjə) o. (-s) 1. Eig. gesprek onder vier ogen. 2. Uitbr. fluisterend gesprek tussen enige personen in ’t bijzijn van anderen.

2025-05-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Apartje

o. (-s), onderhoud onder vier ogen; (oneig.) fluisterend gesprek in het bijzijn van anderen: ik vind jullie apartjes niet aardig.

2025-05-20
Wink's vreemde woordenboek

dr. Jan Romein (1906)

Apartje

o., intiem onderhoud.

2025-05-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

APARTJE

o. (-s), een onderhoud onder vier (oogen; (scherts.) fluisterend gesprek in ’t bijzijn van anderen ik vind jelui apartjes niet aardig.