Angstvalligheid
v., 1. geneigdheid tot angst; 2. nauwgezetheid; 3. (...heden), (w. g.> bezorgdheid, bekommering die iemands gemoed vervult..
Van Dale Uitgevers (1950)
v., 1. geneigdheid tot angst; 2. nauwgezetheid; 3. (...heden), (w. g.> bezorgdheid, bekommering die iemands gemoed vervult..
Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)
(scru’pulositeit), geestesgesteldheid, die zich kenmerkt door onredelijke en overdreven angst (scrupu’les), vooral op godsdienstig en zedelijk gebied.
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
Angstvalligheid - geestesgesteldheid, zich kenmerkend door onredelijken en overdreven angst, vooral op godsdienstig en zedelijk gebied. zie Scrupulositeit.
Jozef Verschueren (1930)
v. (...heden) 1. Eig. het angstvallig zijn. 2. Metn. blijk van angstvalligheid. Syn. ➝ angst, [door angst veroorzaakt.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: