Wat is de betekenis van amechtig?

2024-12-03
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-12-03
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

amechtig

"amechtig" wordt gebruikt om uitdrukking te geven aan ernstige vermoeidheid of uitputting. Het duidt op het gevoel van ademloosheid of extreme vermoeidheid na inspanning.

2024-12-03
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

amechtig

amechtig - Bijvoeglijk naamwoord 1. sterk hijgend 2. kortademig. 3. overdrachtelijk krampachtig, vertwijfeld Hij deed een amechtige poging zijn beschadigde imago weer wat op te poetsen. amechtig - Bijwoord 1. op amechtige wijze Woordherkomst Afgeleid van am...

2024-12-03
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Amechtig

buiten adem; sterk hijgend

2024-12-03
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Amechtig

‘Toen hij de piano naar de derde verdieping had gehesen, zeeg hij amechtig in een luie stoel neer’. In deze betekenis plegen wij het woord te gebruiken en wie er wel eens over heeft nagedacht, is waarschijnlijk tot de conclusie gekomen dat het samenhangt met het woord adem, samengetrokken tot aam. Het tweede deel is voor onze landgenote...

2024-12-03
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Amechtig

bn. en bw., 1. geheel buiten adem, sterk hijgend: amechtig neerzijgen;'t amechtig vee op 't dorre land, van hitte of dorst hijgend; 2. amechtige warmte, die amechtig maakt; 3. (Zuidn.) aamborstig.

2024-12-03
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

amechtig

bn., bw. (eig. buiten adem; uitgeput).

2024-12-03
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

amechtig

(a'mechtəch) bn. en bw. (-er, -st) [o, on + macht] buiten of zonder adem. amechtigheid v.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-12-03
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Amechtig

staat voor a-mechtig, a-machtig, waarin a nog een voorvoegsel met ontkennende kracht is, zooals on.') Het beteekende dan ook oorspr.: krachteloos, uitgeput. „Hij was uitgeput en amechtig, een schaduw van wat hij geweest was.” (Potgieter.) Later dacht men aan: ademhechtig = naar adem hijgend, welke beteekenis het thans ook heeft: &b...