Wat is de betekenis van Ambtman?

2024-04-25
Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Ambtman

Ambtenaar, aangesteld in het Gorecht voor de rechtspleging. Sinds 1392 benoemd door de stad Groningen, vanaf 1749 door de stadhouder. Vanaf 1803 tot 1811 heette hij drost. De drosten in het Oldambt werden ook ambtman genoemd.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ambtman

m. (...lieden, ...mannen), vroegere overheidspersonen, belast met de rechtspraak in een bepaald district, drost, baljuw: de ambtman van Belden.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ambtman

('amt) m. (-nen, ...lieden) Eert. ambtenaar belast met de rechtspraak in een bepaald gebied. Syn. baljuw, drossaard, drost.

2024-04-25
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Ambtman

Meervoud: ambtlieden is een in het Oude Testament herhaaldelijk voorkomend woord, waarmede in het algemeen iemand wordt aangewezen, die toezicht had uit te oefenen en ter controle over anderen was gezet. Het oorspronkelijke woord is afgeleid van een werkwoord, dat „schrijven” beteekent; het wil dus zeggen: iemand, die aanteekeningen maa...

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

AMBTMAN

m. (...lieden, ...mannen), vroegere overheidspersoon, belast met de rechtspraak namens den vorst in een bepaald district, drost, baljuw: de ambtman van Delden; in Holland en Vlaanderen: schout.

Gerelateerde zoekopdrachten