Wat is de betekenis van altijd?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

altijd

altijd - Bijwoord 1. op elk moment, blijvend Dat kan altijd gebeuren. Ik zal altijd van je houden zei de man tegen zijn vrouw. 2. telkens opnieuw Hij komt altijd te laat. 3. in elk geval ...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

altijd

altijd - bijwoord uitspraak: al-tijd 1. elke keer weer ♢ Tina komt altijd op zondag 2. in elk geval ♢ als het regent kan ik altijd nog gaan lezen 3. wat hetzelfd...

2024-04-19
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

altijd

althans, tenminste: Zelfs gesteld dat u in den eersten naamval altijd taalkundig te verdedigen ware en alzoo geschikt om uwee te vervangen, dan nog zou ik u ’t gebruik er van afraden, V. LENNEP2 1, 230.

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

altijd

Ter aand. van het voortduren van een handeling of toestand tot op dit ogenblik: nog altijd. (Gall., naar fr. toujours). - Zie ook steeds en WNT Suppl. I, 997. „Zwijg, moeder, zwijg”, steende Jan en bleef altijd stokstijf liggen, STREUVELS, Zonnetij 127 (1900).

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Altijd

adv., altyd, altiten, hyltyd, hyltiten; — weer, altyd en erflik, ivich en erflik, ivich en altyd.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Altijd

bw., 1. te allen tijde, in onafgebroken voortduring : Gods liefde blijft altijd; een altijd heldere bron; hij trok verder, altijd verder (vgl. al) ; — altijd aan, door, onophoudelijk (met het bijdenkbeeld van onaangenaamheid) ; hij zoekt altijd door twist; — nog altijd, bij voortduring : je ziet er...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

altijd

bw. (steeds, immer, altoos): (niet) voor altijd.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

altijd

('al) bw. zonder ophouden, onafgebroken : hij is een braaf man geweest. Syn. altoos, immer, immermeer, onophoudelijk, steeds. Tgst. nimmer. altijddurend ('du:rənt) bn.