alledag
iedere dag; dagelijks; steeds. iedere dag; dagelijks; steeds. Voorbeelden: Voor haar was het weer eens wat anders dan praten over [...] al die zaken waar ze het met haar vorige minnaars zo goed over kon hebben, waarbij elke minnaar voor haar zoiets was als een bos bloemen [...], maar bij de eerste tekenen van verleppen gooide zij ze...