Wat is de betekenis van aldoor?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aldoor

aldoor - Bijwoord 1. de hele tijd, voortdurend Hij ging aldoor door met fluiten, terwijl hem uitdrukkelijk gevraagd was te stoppen. Het leven is een aldoor komen en gaan van problemen. Woordherkomst samenstelling van al en door

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aldoor

aldoor - bijwoord uitspraak: al-door 1. wat hetzelfde blijft en niet verandert ♢ jullie zitten aldoor maar te gapen Bijwoord: al-door Synoniemen aanhoudend, almaar, alsmaar, altijd, constant, onveranderlijk, steeds, voortdurend ...

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aldoor

adv., aloan (en wei), oanienwei, al mar troch, al mar fuort, al(le)geduerigen.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aldoor

bw., voortdurend: ik ben aldoor ziek geweest.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aldoor

bw. (steeds door, voortdurend).

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aldoor

(al’do:r) bw. [al, versterkend] voortdurend.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ALDOOR

Aldoor bw. voortdurend ik ben aldoor ziek geweest.