Wat is de betekenis van afzeggen?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afzeggen

afzeggen - Werkwoord 1. (ov) aangeven dat men niet gaat komen Ik heb dat feest afgezegd omdat ik me niet goed voelde. 2. (inerg) ~ voor: aangeven dat men niet gaat komen Ik heb afgezegd voor het feest omdat ik een andere afspraak had. ...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

afzeggen

afzeggen - regelmatig werkwoord uitspraak: af-zeg-gen 1. niet laten doorgaan ♢ Anouk heeft haar optreden in Ziggo Dome afgezegd Regelmatig werkwoord: af-zeg-gen ik zeg af (... ik afzeg) ...

2024-04-20
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

afzeggen

(Een abonnement) opzeggen.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Afzeggen

v., ôfsizze; (laten) —, ôfboade, ôftynge dwaen.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afzeggen

(zei(de) (gew. en Zuidn. : zegde) af, heeft afgezegd of afgezeid), 1. bijeenkomsten, gezelschappen enz. afzeggen of laten afzeggen, aan belanghebbenden bekendmaken dat zij niet, althans niet op de vroeger bepaalde tijd, zullen plaats hebben: de vergadering die voor heden belegd was, is afgezegd ; professor A. heeft va...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afzeggen

zeide af, h. afgezegd of afgezeid (1 afbestellen; 2 bedanken): 1. een rijtuig afzeggen, iem., een vergadering afzeggen; 2. ik was ten eten gevraagd, maar heb afgezegd (of: laten afzeggen); Z.-N. zijn gazet opzeggen.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afzeggen

('af) (zei en zegde af. zeiden en zegden af; heeft afgezegd) 1. afbestellen : een rijtuig -. 2. bedanken voor : een uitnodiging -.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)