Wat is de betekenis van afzagen?

2024-03-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afzagen

afzagen - Werkwoord 1. (ov) met een zaag inkorten of smaller maken afzagen - Werkwoord 1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afzien ♢... dat wij afzagen ♢... dat jullie afzagen ♢... dat zij afzagen Woordherkomst sa...

2024-03-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

afzagen

afzagen - regelmatig werkwoord uitspraak: af-za-gen 1. door zagen weghalen ♢ mijn buurman heeft de tak afgezaagd 1. de tak afzagen waarop je zit [je eigen graf graven] ...

2024-03-28
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

afzagen

- iemand zijn oren afzagen, iemand de oren van zijn kop afzagen, zeuren, iemand vervelen door aanhoudend gezeur, zagen.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

afzagen

Iem. zijn oren afzagen, iem. door aanhoudend vragen vervelen; ook: iem. met gezeur of kletspraat vervelen. Gewest, in versch. varianten, bijv. iem. de milt af zagen. Kruip liever entwaar in een zwijnskot, bij uw weerga, in plaats van ons hier alzo de milt af te zagen! STREUVELS 1962, 173.