Wat is de betekenis van afvalligheid?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afvalligheid

afvalligheid - Zelfstandignaamwoord 1. het ontrouw worden aan zijn geloof De afvalligheid van de man nam toe. Woordherkomst Afgeleid van afvallig met het achtervoegsel -heid. Verwante begrippen afvallen

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Afvalligheid

s., ôffalligens, ôffallichheit.

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afvalligheid

v., 1. de afvalligheid van een schip, het niet goed bij de wind blijven, het afvallig zijn; 2. het afvallig zijn, ontrouw, afval (in ’t bijz. van geloof).

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

AFVALLIGHEID

Afvalligheid v. de afvalligheid van een schip, het niet goed bij den wind blijven, het afvallig zijn; — de afvalligheid dier priesters, ontrouw aan, afval van hun geloof.