Wat is de betekenis van afvaardiging?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afvaardiging

afvaardiging - Zelfstandignaamwoord 1. een of meer mensten die als vertegenwoordigers zijn gestuurd Nederland mocht drie sporters naar de Olympische Spelen als afvaardiging sturen. Woordherkomst Naamwoord van handeling van afvaardigen met het achtervoegsel -ing

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

afvaardiging

afgevaardigde verteenwoordigers, deputasie.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afvaardiging

v., 1. het afvaardigen; 2. (-en), afgevaardigde personen, afgevaardigd lichaam.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afvaardiging

v. (-en). 1. Eig. het afvaardigen. 2. Metn. afgevaardigd lichaam.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

AFVAARDIGING

Afvaardiging v. het afzenden van afgezanten of boden vanwege een machthebbend persoon of lichaam, of van vertegenwoordigers eener vereeniging; — het afzenden van schepen of van brieven vanwege een machthebbend persoon of lichaam.

2024-04-25
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)