aftrap
(1956) (mar.) inrukken. Vnl. imperatief. Ook: einde koffiepauze. • Na het ankeren is het aftrap. (K. Norel: Bij de marine. 1956) • Aftrap. Signaal dat de oefeningen zijn beëindigd of dat het werk kan worden hervat. (Elseviers Nederlands Woordenboek en Vreemde woordentolk. 1974) • Mijn klus valt op dek riepen de mariniers zo...