afstel
afstel - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstellen ♢... dat ik afstel
Wiktionary (2019)
afstel - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstellen ♢... dat ik afstel
Van Dale Uitgevers (1950)
o., het opgeven of laten varen van een voorgenomen handeling of van een beraamd plan; altijd samen genoemd met uitstel: uitstel, vrees ik, zal hier afstel wezen ; — van uitstel komt afstel (bij verkorting ook uitstel, afstel), wanneer men een plan telkens uitstelt, komt er ten laatste niets van ; — uitstel is gee...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: