Afschuwelijkheid
v. (...heden), 1. de hoedanigheid van afschuwelijk; 2. iets dat afschuwelijk is, dat afschuw verwekt, t.w. een voorwerp, een handeling, een gebeurtenis, een toestand enz.; iets zeer verschrikkelijks of verfoeilijks.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (...heden), 1. de hoedanigheid van afschuwelijk; 2. iets dat afschuwelijk is, dat afschuw verwekt, t.w. een voorwerp, een handeling, een gebeurtenis, een toestand enz.; iets zeer verschrikkelijks of verfoeilijks.
Jozef Verschueren (1930)
(af'schu:wələk) v. (...heden) 1. Eig. het afschuwelijk zijn. 2. Metn. iets afschuwelijks.
J.H. van Dale (1898)
AFSCHUWELIJKHEID, ook AFSCHUWLIJKHEID, (voorheen ook AFSCHOUWELIJKHEID, AFSCHOUWLIJKHEID), v. (...heden), de hoedanigheid van afschuwelijk; iets dat afschuwelijk is, dat afschuw verwekt, t. w. een voorwerp, eene handeling, eene gebeurtenis, een toestand enz.; iets zeer verschrikkelijks of verfoeilijks.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: