afpoeieren
1. (19e eeuw) (inf.) afranselen. Syn.: afbeuken*; afborstelen*; afpoffen*; afpriegelen*; bijwerken*; borstelen*; bossen*; pekelen*. • (P.J. Cornelissen & J.-B. Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch Dialect. 4 de-len. 1899-1906) • “Tja, ‘t is een banjer, die Rat,” ging Muysken door, of hij niet juist een school-hoo...