Wat is de betekenis van Afpikken?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

afpikken

(19e eeuw) (oorspr. jeugd) afpakken, pikken, kapen. • ‘Duvel op met je mooie praatjes’, zei Rudie verbolgen. ‘Het enige wat jij kan is andermans meisjes afpikken. Dat kan jij’, vervolgde hij met stemverheffing. (Soela, tijdschrift. 1962-1964) • Soms rukken wij uit met honderden zeilwagens tegelijk, onder luid ge-sc...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afpikken

afpikken - Werkwoord Woordherkomst samenstelling van af en pikken Synoniemen [1] ontnemen, afpakken, afhandig maken, afnemen, gappen, wegnemen

2024-04-25
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Afpikken

Afpikken - opgeven, niet op kunnen tegen. In ruimere zin ook: sterven. Gebiedende wijs pik het af! als gemeenzame verwensing, zoiets als val dood!. Endt (BW) denkt aan een ontlening aan de zeemanstaal, maar het woord behoorde wel degelijk tot het soldatenjargon. Het zou ingevoerd zijn tijdens de mobilisatie (1914-1918). Eigenaardig is wel dat er g...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

afpikken

afpikken - regelmatig werkwoord uitspraak: af-pik-ken 1. stiekem nemen wat niet van jou is ♢ meester, Pim heeft mijn gum afgepikt Regelmatig werkwoord: af-pik-ken ik pik af (... ik afpik) ...

2024-04-25
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Afpikken

het- het opgeven; niet op kunnen tegen. In ruimere zin ook voor ‘sterven’. Imperatief pik het af. als informele verwensing, zoiets als val dood! Endt en Frerichs denken aan een ontlening aan de zeemanstaal, maar volgens het Woordenboek der Zeeuwse dialecten (Amsterdam 1984) zou het oorspr. een soldaten- uitdr. geweest zijn, ingevoerd tijdens de mob...

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afpikken

(pikte af, heeft afgepikt), alles pikken, alles af doen wat er te pikken valt: zijn al die vaten al afgepiktl Ook AFPEKKEN.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afpikken

pikte af, heeft afgepikt; Z.-N.: met de pik afsnijden; Z.-N.: fig. ontstelen.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afpikken

('af) (pikte af, heeft afgepikt) 1. afhandig maken : iemand iets –. 2. met de pik afsnijden : koren –. 3. gedaan maken met pikken. 4. veel pikken.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)