afkillen
(1990+) (afmaken + killen) (inf.) doden. Samentrekking van afmaken en killen. • (Corriejanne Timmers: Faxen faxte gefaxt. 2000) • "Milan ruikt precies wanneer de tegenstander een zwak moment heeft, dat ze kunnen afkillen. (Eindhovens Dagblad, 19/10/2005) • Drie Australiërs meldden zich langs de zijlijn bij Hiddink. Consol...