Wat is de betekenis van Afhakken?

2024-10-14
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-10-14
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

afhakken

(1969) (Barg.) copuleren, neuken*. • (Enno Endt: Een taal van horen zeggen. Bargoens en andere ongeschreven sterke taal. 1969) • (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974) • (Jan Stroop: Waar gaat het Nederlands naartoe? 2003) • (Wim Daniëls: Spijkerbalsem. 2014)

2024-10-14
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afhakken

afhakken - Werkwoord 1. (ov) door te hakken iets afscheiden De zijtakken werden eerst van de gevelde boom afgehakt. Woordherkomst samenstelling van af(bijwoord) en hakken(werkwoord)

2024-10-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

afhakken

afhakken - regelmatig werkwoord uitspraak: af-hak-ken 1. door slaan met een bijl van elkaar scheiden ♢ ik hakte de tak van de boom af Regelmatig werkwoord: af-hak-ken ik hak af (... ik afhak) ...

2024-10-14
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

afhakken

afhakken - coïteren (endt).

2024-10-14
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Afhakken

v., ôfkappe, -kapje.

2024-10-14
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-10-14
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afhakken

(hakte af, heeft afgehakt), 1. door hakken scheiden, afzonderen: een tak van de boom afhakken; met obiectsverwiss.: een boom afhakken, vellen door de .stam van de tronk af te hakken ; 2. ijzerwerk afkappen met de schroodbeitel; 3. (een slachtbeest) in stukken hakken of snijden ; 4. alles hakken wat er te hakken is. (b.v. brandhout)...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-10-14
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afhakken

hakte af, heeft afgehakt; 1. door hakken afscheiden; afhouwen: een tak afhakken; 2. in stukken hakken: een geslachte koe afhakken.