afgestampt
(19e eeuw) (inf.) (ter versterking) erg, in hoge mate: 'een afgestampte leugen', 'een afgestampte deugniet'. Vgl. afgebliksemd*, afgeluizigd*. • Tot 's avonds bonkerden ze door, als de roode zon al verwilderenden weer-schijn op de zatte en afgestampte tronies vlamde. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1. 1912) • So...