Wat is de betekenis van afgepast?

...

afgepast - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van afpassen

bn. (-er, meest —), 1. (wev.) (van stoffen voor japonnen, tafelkleden, tafellakens, servetten, handdoeken enz.) zó vervaardigd, dat ingeweven randen of hoekstukken de grootte van elk afzonderlijk stuk aangeven en niet per meter verkocht wordende; 2. (fig.) in de juiste maat afgemeten en berekend; — (fig.) afgemeten, gedwongen, st...

bn.; 1. volgens juiste maat [geweven]: afgepaste tafellakens, op maat geweven; 2. afgemeten (in bet. 2 maar sterker): zijn afgepaste manier van doen; 3. van geld: juist de waarde, zodat men niets behoeft terug te krijgen: met afgepast geld betalen.

('af) bn. en bw. (-er, meest -) 1. op maat geweven : -e servetten. 2. het vereiste bedrag uitmakend : geld. 3. afgemeten, maar nog meer opzettelijk : een -e beleefdheid. afgepastheid v.

af'gepast, bn. (-er, meest afgepast), 1. (van stoffen voor japonnen, tafelkleedjes, servetten, enz.) zó vervaardigd, dat ingeweven randen of hoekstukken de grootte van elk afzonderlijk stuk aangeven en niet per meter verkocht worden; 2. (fig.) in de juiste maat afgemeten en berekend; (fig.) afgemeten, gedwongen, stijf (van handelingen)...

...

AFGEPAST, bn. (-er, meest —), (wev.) (van ; stoffen voor japonnen, tafelkleeden, tafellakens, servetten, handdoeken enz.) zóó vervaardigd, dat ingeweven randen of hoekstukken de grootte van elk afzonderlijk stuk aangeven en niet per meter verkocht wordende; — (fig.) in de juiste maat af gemeten en berekend; — (fig.)...