afgemeten
...
Muiswerk Educatief (2017)
afgemeten - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: af-ge-me-ten 1. precies gemeten ♢ de hoeveelheid drank was afgemeten 1. afgemeten spreken [met korte zinnetjes] Bijvoeglijk naamwoord...
Van Dale Uitgevers (1950)
[het accent wisselt] bn. en bw. (-er, -st), 1. in de juiste maat afgepast en berekend 2. (fig.) (van gezegden, gebaren en bewegingen) deftig, gedwongen, stijf; (ook) voorzichtig, wel overwogen; — bw., op een afgemeten, min of meer stijve wijze: hij kan zo afgemeten ?preken.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw.: 1. afgepast, in de juiste maat: met afgemeten tred; 2. min of meer stijf-deftig; gedwongen van houding, gebaren, woorden enz.: een afgemeten houding; afgemeten spreken.
Jozef Verschueren (1930)
('af) bn. en bw. (-er, -st) 1. wel overwogen, voorzichtig. 2. gedwongen en berekend : met schreden; een houding; spreken. Syn. deftig, ernstig, plechtig, statig, stemmig. Tgst. los. afgemetenheid v.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
af'gemeten, bn. en bw. (-er, -st), 1. in de juiste maat afgepast en berekend; 2. (fig.) (van gezegden, gebaren en bewegingen) deftig, gedwongen, stijf; (ook) voorzichtig, weloverwogen; bw., op een afgemeten, min of meer stijve wijze: hij kan zo afgemeten spreken.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: