Wat is de betekenis van afgelopen?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

afgelopen

verleden. voorbijgegaan; vorig; verleden. Voorbeelden: Afgelopen boekjaar steeg het aantal medewerkers met 7 procent naar 3680 personen. Reformatorisch Dagblad, 2001 Afgelopen december werd bekend dat om bezuinigingsreden de 200 arbeidsplaatsen binnen de Militaire Muziek van de Koninklijke Landmacht zullen krimpen tot 126. ...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afgelopen

afgelopen - Bijvoeglijk naamwoord 1. beëindigd. Afgelopen kun je alleen gebruiken tegen het einde van de desbetreffende periode. afgelopen - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van aflopen

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Afgelopen

adj., dien; het is —, it is útlet; het is haast —, it siket om it lêste, om ’e ein, om in ein; het werk is —, wy hawwe it wiet, de put derút.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afgelopen

1. bn., verleden, voorbijgegaan, verstreken : de afgelopen week, maand,, in het afgelopen jaar; 2. tw. afgelopen! uit ! basta !

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afgelopen

1. bn., voorbijgegaan; verstreken, verleden: het afgelopen jaar; 2. tw., uit!

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afgelopen

('af) 1. bn. verleden, vorig : in de week; het jaar. 2. tw. uit!

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Afgelopen

bn., verleden, voorbijgegaan, verstreken: de afgelopen week, maand; in het afgelopen jaar; 2. tw., afgelopen!, uit! basta!

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)