Wat is de betekenis van Afdokken?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

afdokken

(19e eeuw) (inf.) betalen; afgeven; neertellen. Syn.: afdoppen*; afkomen*; afschieten*; afschuiven*; aftikken*; beschommelen*; bloeden*; dokken*; doppen*; lenzen*; nossen*; offeren*; opdokken*; ophoesten*; opschokken*. • Afdokken, w., b. — Betalen, geld leggen. Hij wilt mij geen schaëvergoeiing geven, maar 'k zal 'em in 't recht tre...

2024-04-20
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

afdokken

(af)betalen, afstaan In 1865 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1890 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, uit Roeselare in West-Vlaanderen. Ook aangetroffen als afdokkeren, afdjokken (te Antwerpen), afdoggen en afdoppen. E.G. van Bolhuis vermeldt het woord in 1937 in De Gabberta...

2024-04-20
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

afdokken

betalen (informeel) En hij vraagtalleen maar aan baron de Creyl wanneer hij nu eindelijk gaat afdokken.‘Afdokken?’ Baron de Creyl staart hem met nadenkend gefronst voorhoofd aan. ‘Jawel, afdokken! Of peinst ge dat we hier nog eens zijn binnengekomen om u de goedenavond te wensen? Afdokken zult ge, en genoeg!&rsq...

2024-04-20
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

afdokken

betalen, dokken

2024-04-20
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Afdokken

(Barg.) betalen, afgeven.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afdokken

(dokte af, heeft afgedokt), (gemeenz.) betalen, afschuiven; over de brug komen.

2024-04-20
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

afdokken

betalen; afstaan.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afdokken

dokte af, heeft afgedokt: betalen, afschuiven, gmz.: hoe hij ook tegenspartelde, hij moest afdokken; verg. opdokken.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afdokken

('av) (dokte af, heeft afgedokt) Gemz. betalen, afschuiven : hoeveel moet hij wel ?