Afdoen
(deed af, heeft afgedaan), 1. kledingstukken, sieraden enz. een ander of zichzelf van het lijf doen; afleggen: zijn hoed, ceintuur afdoen ; 2. een deel v. e. geheel wegnemen: de prijs is te hoog, gij kunt er wel iets afdoen, de prijs verminderen; — (zegsw.) een schelm die er iets afdoet, schertsende uitdrukking waarmede...