adje
1. (1903) (Barg.) politieagent. Volgens Van Ginneken in het begin van de twintigste eeuw omgangstaal van grotere jongens te Schiedam en Rotterdam. Liefkozend gebruikt. Zie ook: adje-op-post*. • Hij gapte niet in 't zwembad, dàt dee' ie niet, want de badmeesters hàdden je veel te gauw te grazen, en buiten sting altijd 'n adje. (M....