Wat is de betekenis van achteropwerker?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

achteropwerker

(1974) (scheldw.) homoseksueel. • (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974) • (Geïllustreerde Encyclopedie van de Sexualiteit. Ned. vertaling van The Visual Dictionary of Sex. H.J.W. Becht-Amsterdam. 1977-1980. Woordenlijst p. 126) • Toen de dofgajes verscheen, vertelde de aankleumer, dat hij alleen maar t...

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

achteropwerker

achteropwerker - Zelfstandignaamwoord 1. homoseksueel Woordherkomst samenstelling van achterop en werker

2024-04-20
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

achteropwerker

(Bargoens) homoseksueel. Zinspeling op anale seks. Voor het eerst vermeld in de Geïllustreerde Encyclopedie van de Sexualiteit. Talrijke synoniemen: aambeienschoffelaar, achtergeveltoerist, anuscoureur, billenartiest, bruinwerker, chocoladeridder, darmklimmer, flikker, Griek, hintemer, holdouwer, jeannet, kontbewerker, mestkever, mietje, poot,...

2024-04-20
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

achteropwerker

achteropwerker - homosexueel.

Gerelateerde zoekopdrachten