aaszak
(17e eeuw) (verkorting van aaszakspeler) (ook: haaszak) (vero.) valsspeler, bedrieger. Aaszak betekende aanvankelijk spijszak, maar ook bedelzak en goocheltas. Een goochelaar is altijd erg handig en snel in zijn bewegingen, dat het wel lijkt op bedriegerij of vals spel. Maar misschien heeft ook het aas uit het dobbelspel enige invloed gehad. In Vla...