Wat is de betekenis van aarzelen?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aarzelen

aarzelen - Werkwoord 1. (inerg) onzeker zijn, twijfelen Hij aarzelde nog wel een beetje, maar ging uiteindelijk toch. Synoniemen dubben, twijfelen, haperen, schromen, talmen Verwante begrippen aarzeling

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aarzelen

aarzelen - regelmatig werkwoord uitspraak: aar-ze-len 1. je bent onzeker en je wacht nog even voordat je iets doet ♢ toen hij vroeg of ik over die sloot wilde springen, aarzelde ik Regelmatig werkwoord: aar-ze-len ik...

2024-04-25
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

aarzelen

Een langer dan gebruikelijke (denk)pauze nemen voor een bieding te doen of een kaart bij te spelen. Zie ook: aarzeling

2024-04-25
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Aarzelen

Evenals in de mensenwereld is er in de wereld der woorden stijging en daling. Sommige woorden klim-men in aanzien; andere, die van deftige geboorte waren, raken aan lager wal. Aarzelen is een voorbeeld van het eerste. Vroeger betekende het: achteruitgaan en het hangt dan ook samen met aars: achterste. Allerlei werkwoorden op -elen en -eren, zoals h...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aarzelen

v., drige, driigje, drúskje, wivelje, wifkje, wigewa(r)lje, wilewa(r)lje, skytskoarje, stoatskave, skoarearzje, yn it gat hingje, yn bistân stean, to, yn wetten stean; zonder —, sûnder birie; altijd -d, wifsinnich, wifelsinnich.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aarzelen

(aarzelde, heeft geaarzeld), 1. (veroud.) al vechtende wijken; 2. (thans) uit schroom of besluiteloosheid zich weerhouden, schromen, weifelen, niet goed durven [opm.: na aarzelen gebruike men niet om]; schromen voort te gaan met iets: aarzelen in zijn keus; iets aarzelend doen, met schroom, niet uit volle overt...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aarzelen

aarzelde, heeft geaarzeld; eig. achteruitwijken; fig. dralen, weifelen: aarzelen iets te doen, niet terstond durven handelen uit vrees voor de gevolgen.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aarzelen

('a:rzələn) (aarzelde, heeft geaarzeld) [< aars, achteruit wijken] 1. besluiteloos zich bedenken: zonder -. 2. niet durven: iets te doen. Syn. bedenken (zich), dralen, in twijfel staan, schromen, talmen, weifelen. Tgst. doortasten