Wat is de betekenis van aapje?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

aapje

Het begrip aapje heeft 2 verschillende betekenissen: 1) kleine aap. aap die klein van gestalte is. 2) jonge aap. aap die nog klein en onvolwassen is.

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aapje

aapje - Zelfstandignaamwoord 1. (geschiedenis) (verkeer) huurrijtuig in Amsterdam (vandaar aapjeskoetsier) aapje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord aap Woordherkomst Afgeleid van aap met het achtervoegsel -je

2024-04-25
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

aapje

(naar de bonte kleding van de koetsiers (grijs met rood)), tussen 1880 en 1885 te Amsterdam in gebruik gekomen benaming voor een stationerend huurrijtuig: Heb je niet verleden gelezen in de krant, dat er in Amsterdam een paar lui in een electrisch aapje, bijgenaamd Taxa hebben willen trouwen? KOKADORUS 28.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aapje

o. (-s), 1. kleine, jonge aap; een aapje op een stokje, zeker kinderspeelgoed; 2.. (fig., w. g.) aapjes, apenkuren, dwaze kuren; 3. huurrijtuig, te Amsterdam, oorspr. zo genoemd naar de aanvankelijk kakelbonte kleding der koetsiers; 4. spotnaam voor een bediende in ’t Rijksmuseum.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aapje

o. -s (kleine, jonge aap; vero. huurvigilante inz. in A’dam): een — op een stokje.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aapje

('a;pjə) o. (-s) vklw. van → aap.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aapje

aapje - o. (-s), 1. kleine, jonge aap; een — op een stokje, zeker kinderspeelgoed; 2. (vroeger) huurrijtuig te Amsterdam.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Aapje

AAPJE, o. (-s), kleine, jonge aap; — (fig.) dat zijn maar aapjes, apenkuren, dwaze kuren; — een huurrijtuig te Amsterdam, aldus genoemd naar de aanvankelijk kabelbonte kleeding der koetsiers; ook: de naam voor de bedienden in ‘t Rijksmuseum.