Wat is de betekenis van aanzienlijk?

2020
2023-03-23
Woordenboek van eigentijds Nederlands

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

aanzienlijk

Het begrip aanzienlijk heeft 3 verschillende betekenissen: 1) vrij groot. vrij groot; aanmerkelijk; belangrijk. 2) in grote of hoge mate. in grote of hoge mate; aanmerkelijk; veel. 3) met aanzien. aanzien genietend door afkomst, stand, vermogen of macht; met aanzien.

Lees verder
2019
2023-03-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aanzienlijk

aanzienlijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. voornaam, groot, belangrijk, erg, niet te verwaarlozen Ze was een telg uit een van de aanzienlijkste families van Venetië. Met de handel in verdovende middelen zijn aanzienlijke bedragen gemoeid. ...

Lees verder
2017
2023-03-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aanzienlijk

aanzienlijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: aan-zien-lijk 1. behoorlijk groot of veel ♢ Jan heeft een aanzienlijk bedrag op zijn rekening 1. in aanzienlijke mate [ruimschoots, veel]...

Lees verder
1952
2023-03-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aanzienlijk

adj., oansjenlik, fornaem, treftich; -e lieden, greate lju.

1950
2023-03-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanzienlijk

bn. en bw. (-er, -st), 1. door standsvermogen of macht boven anderen verheven: een aanzienlijke familie; van aanzienlijken huize; — zelfst. : de aanzienlijken; de aanzienlijksten des lands, de notabelen, de eersten; 2. belangrijk, groot: een aanzienlijkebreedte, hoogte, lengte ; een aanzienlijke som (gelde), zeer groot ', c...

Lees verder
1937
2023-03-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aanzienlijk

1 bn., bw. (1 voornaam, 2 6elangrijk; groot): 1 een -e familie, deftig, rijk; 2 een -e lengte’, een - vermogen; 2 -en, m. mv. (voorname personen); zie notabelen.

Lees verder
1930
2023-03-23
Jozef Verschueren

Jozef Verschueren (1930)

aanzienlijk

(a:n'zi:nlək) bn. en bw. (-er, -st) 1, in aanzien (III 2) zijnd: een man. Syn. achtbaar, achtenswaardig, eerbiedwaardig, eerwaardig, geacht, voornaam 2. aanzien (II I 2) gevend: een ambt bekleden 3. belangrijk : een -e som; hij is beter; Syn → aanmerkelijk.

Lees verder
1916
2023-03-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aanzienlijk

aanzienlijk - bn. en bw. (-er, -st), 1. door stand, vermogen of macht boven anderen verheven: een aanzienlijke familie; van aanzienlijke huize; zelfst.: de aanzienlijken; 2. belangrijk, groot: een aanzienlijke som (gelds), zeer groot.

1898
2023-03-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Aanzienlijk

AANZIENLIJK, bn. en bw. (-er, -st), door stand, vermogen of macht boven anderen verheven: eene aanzienlijke familie; — de aanzienlijksten des lands, de notabelen, de eersten; — aanzien gevende: van aanzienlijken huize; — eene aanzienlijke som (gelds), zeer groot, — (Z. A.) schoon om aan te zien, welgemaakt, mooi gevormd:...

Lees verder