Wat is de betekenis van aanzetten?

aanzetten - Werkwoord 1. (ov) ~ tegen tegen iets plaatsen ♢ Hij had zijn fiets tegen de muur aangezet. 2. (ov) op een kier zetten ♢ Het venster werd aangezet. 3. (ov) vastmaken ♢ Soms kunnen afgesneden lichaamsdelen...

Aanzetten zijn de geboortes of beginnen van bogen of gewelven, de eerste steen of laag boven de rechtstand, die al deel is van de kromming van de boog of gewelfkap.

aanzetten - regelmatig werkwoord uitspraak: aan-zet-ten 1. iets doen waardoor het werkt ♢ zij zette de computer aan 2. het zo maken dat je er goed mee kunt snijden ♢ de kok zet zijn messen aan...

Aanzetten - het tempo plotseling verhogen met de bedoeling een sprint of demarrage te beginnen.

Aanzetten is het optrekken (versnellen) van een trein.

aanzetten: op de trappers gaan staan om te demarreren of om de sprint op gang te trekken; aangaan.

Het tempo plotseling verhogen met de bedoeling een sprint of demarrage te beginnen; versnellen. Syn.: aangaan. Frans: se magner le trombone. Reeds in 1909 had hij aangezet en wel op een speciaal machine van La Fran^aise. (Achiel Van Den Broeck: De geschiedenis van de Ronde van Frankrijk. 1949) Als ik flink aanzette, vlogen de Spaanse renners er af...

(onov ww; zette aan; h, en is aangezet) - de snelheid opvoeren, (plotseling) versnellen, bv. om de in een bocht verloren snelheid te herwinnen of om een sprint of demarrage te beginnen. → aangaan

(onov ww; zette aan; h. en is aangezet) SP - de snelheid opvoeren, (plotseling) versnellen (Vlaams: verdapperen). • Trainingsschema marathon, week 3 en 4, zesde dag: 8-10 kilometer rustig tempo lopen, met af en toe eens aanzetten. (WILET)