Wat is de betekenis van aanwassen?

aanwassen - Werkwoord 1. ergatief toenemen, aangroeien ♢ De rivier wies door de overvloedige regenval sterk aan en trad buiten zijn oevers. ♢ Het oproer wies aan en verbreidde zich ongehinderd over de stad.'' aanwassen - Zelfstand...

Natuurlijke uitbreiding van gronden door aanslibbing in een zee-inham of in de binnenbocht van een stroom. Een variant op de aanwas is de opwas, een zandbank, plaat of schor die midden in een zeearm of rivier ontstaat.

v., oangroeije, oanwaeks(j)e.

(wies aan, is aangewassen), 1. door wassen of groeien groter worden of vermeerderen, toenemen ; — (fig.) zich uitbreiden, in het bijzonder van land ; — aanwassen tot iets, door wassen of toenemen iets worden : de beek ivies aan tot een stroom; 2. aan iets vastgroeien: de long ivas aangewassen, had zich aan de ribbe...

wies -, i. -gewassen (1 groter worden, toenemen; 2 aan iets vastgroeien): 1 de beek wies tot een stroom -; het land wast hier sterk -; 2 de schors is weer -gewassen.

eigendom van, zie Eigendom.

('a:n) (wies aan, is aangewassen) 1. door wassen toenemen : het onkruid wast sterk aan. Syn. → aangroeien 2. groter worden : de beek wies tot een stroom aan 3. door wassen zich vasthechten : de schors is weer aangewassen.

aanwassen - (wies aan, is aangewassen), 1. door groeien groter worden of vermeerderen, toenemen; (fig.) zich uitbreiden, m.n. van land; — tot iets, door wassen of toenemen iets worden: de beek wies aan tot een stroom; 2. aan iets vastgroeien: aangewassen vet, het tussen het vlees ingegroeide vet.

...