Wat is de betekenis van aanvoerder?

2024-11-07
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-11-07
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

aanvoerder

Het begrip aanvoerder heeft 6 verschillende betekenissen: 1) persoon die een groep aanvoert. degene die een groep of beweging leidt en vaak ook vertegenwoordigt; degene die een groep of beweging aanvoert; leider; ook: instantie die een groep aanvoert, zoals een land of een bedrijf. 2) leider van een sportteam. iemand die een sporttea...

2024-11-07
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aanvoerder

aanvoerder - Zelfstandignaamwoord 1. een bevelhebber, een leider Ajax was de aanvoerder van de competitie. Waarschijnlijk zullen ze kampioen worden. Hij was de aanvoerder van het team. Woordherkomst Naamwoord van handeling van aanvoeren...

2024-11-07
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aanvoerder

aanvoerder - zelfstandig naamwoord uitspraak: aan-voer-der 1. wie zegt wat er moet gebeuren in een ploeg ♢ de aanvoerder riep dat Jan aan moest vallen Zelfstandig naamwoord: aan-voer-der de aanvoerder ...

2024-11-07
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

aanvoerder

bevelhebber, leier.

2024-11-07
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aanvoerder

s., oanfierder, lieder; (bij kwajongensstreken), belhammel, -hammer, opporteur.

2024-11-07
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-11-07
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanvoerder

m. (-s), 1. bevelhebber, leider, hoofd; 2. (ontl.) spier die een lichaamsdeel naar de as van het lichaam voert.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-11-07
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aanvoerder

m. -s (mil. hoofd, bevelhebber): een bekwaam -; hij was de -.