Wat is de betekenis van aanvoerder?

2023-05-29
Woordenboek van eigentijds Nederlands

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

aanvoerder

Het begrip aanvoerder heeft 6 verschillende betekenissen: 1) persoon die een groep aanvoert. degene die een groep of beweging leidt en vaak ook vertegenwoordigt; degene die een groep of beweging aanvoert; leider; ook: instantie die een groep aanvoert, zoals een land of een bedrijf. 2) leider van een sportteam. iemand die een sporttea...

Lees verder

Direct toegang tot alle 9 resultaten over aanvoerder?

Word nu vriend van Ensie
2023-05-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aanvoerder

aanvoerder - Zelfstandignaamwoord 1. een bevelhebber, een leider Ajax was de aanvoerder van de competitie. Waarschijnlijk zullen ze kampioen worden. Hij was de aanvoerder van het team. Woordherkomst Naamwoord van handeling van aanvoeren...

Lees verder
2023-05-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aanvoerder

aanvoerder - zelfstandig naamwoord uitspraak: aan-voer-der 1. wie zegt wat er moet gebeuren in een ploeg ♢ de aanvoerder riep dat Jan aan moest vallen Zelfstandig naamwoord: aan-voer-der de aanvoerder ...

Lees verder
2023-05-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aanvoerder

s., oanfierder, lieder; (bij kwajongensstreken), belhammel, -hammer, opporteur.

2023-05-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanvoerder

m. (-s), 1. bevelhebber, leider, hoofd; 2. (ontl.) spier die een lichaamsdeel naar de as van het lichaam voert.

Lees verder
2023-05-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aanvoerder

m. -s (mil. hoofd, bevelhebber): een bekwaam -; hij was de -.

2023-05-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aanvoerder

('a:n) m. (-s) hij die aanvoert inz. leider : de der oproerige bende.

2023-05-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aanvoerder

aanvoerder - m. (-s), 1. bevelhebber, leider, hoofd; 2. (ontleedkunde) spier die een lichaamsdeel naar de as van het lichaam voert.

2023-05-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aanvoerder

Aanvoerder - m. (-s), bevelhebber, leider, hoofd. AANVOERSTER, v. (-s).