Wat is de betekenis van aanvoegen?

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanvoegen

(voegde aan, heeft aangevoegd), toevoegen aan ; aanhechten; verbinden ; — (Zuidn.) toedelen.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aanvoegen

voegde -, h. -gevoegd (samenvoegen, aanhechten): aan een plank een stuk -; -voegsel, o. -s, -en (toevoegsel).

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aanvoegen

('a:n) (voegde aan, heeft aangevoegd) 1. er aan voegen : een stuk aan een plank -. Syn. → aanbinden 2. de voegen van een muur met kalk aanstrijken : daar moet je nog wat -.

2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aanvoegen

aanvoegen - (voegde aan, heeft aangevoegd), toevoegen aan; aanhechten.

2024-04-23
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Aanvoegen

Aanvoegen - de voegen van metselwerk, eerst oppervlakkig ontdoen van de metselkalk en daarna waterdicht sluiten met voegkalk.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aanvoegen

Aanvoegen - (voegde aan, heeft aangevoegd), met voegen aan elkander vasthechten; tot één maken, aanhechten; de voegen van een muur met kalk aanstrijken; voortmaken met voegen. AANVOEGING, v. (-en).

2024-04-23
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Aanvoegen

zie Aanbinden.