Wat is de betekenis van aanvangen?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aanvangen

aanvangen - Werkwoord 1. ergatief beginnen, starten Er was een nieuwe droogteperiode aangevangen. Het schooljaar zal dit jaar een maand later aanvangen. Woordherkomst samenstelling van aan(voorzetsel) en vangen(werkwoord)

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aanvangen

aanvangen - onregelmatig werkwoord uitspraak: aan-van-gen 1. ergens mee starten ♢ wanneer vangt de voorstelling aan? Onregelmatig werkwoord: aan-van-gen ik vang aan (... ik aanvang) ...

2024-04-20
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

aanvangen

M. betr. t. iets afkeurenswaardigs: (een streek) uithalen, uitvoeren; vaak pregn.: iets afkeurenswaardigs doen: Wat hebt ge nu weer aangevangen? wat heb je nu weer uitgehaald? Misschien is het wel zo, dat te veel mensen wisten wat ik vóór de rit gedaan had en na de rit van plan was te doen... Met Lomme Driessens als sportbestuu...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aanvangen

v., oanfange, bigjinne; niet weten wat aan te vangen met, forlegen wêze mei; er is niets met hem aan te vangen, der is gjin lan mei him to bisilen.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanvangen

(ving aan, heeft en is aangevangen), 1. beginnen, een begin maken met; — (glasblazerij) het eerste glas aan de blaaspijp uit de smeltpot steken; — (hog.st.) beginnen te spreken; 2. (trachten of beginnen te) ondernemen; wat moet ik aanvangen? wat nu te doen ? hoe mij te helpen ? — wat aan te vangen met iets of iemand ?...

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aanvangen

(ving aan. aangevangen) 1. (heeft) beginnen : een onderneming -; hoe dit aan te vangen? 2. (is) beginnen te bestaan of te geschieden : de winter was al aangevangen. Syn. → aanheffen.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aanvangen

aan'vangen (ving aan, heeft en is aangevangen), 1. beginnen, een begin maken met; (glasblazerij) het eerste glas aan de blaaspijp uit de smeltpot steken; (in hogere stijl) beginnen te spreken; 2. (trachten of beginnen te) ondernemen: wat moet ik — ?, wat nu te doen?; hoe zal ik dat — ?, aanleggen, inrichten; 3. beginnen te bestaan of te geschieden:...

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)