Wat is de betekenis van Aanvallig?

2024-04-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aanvallig

aanvallig - Bijvoeglijk naamwoord 1. bekoorlijk. 2. snoezig Woordherkomst afgeleid van aanval (stam van het werkwoord aanvallen) met het achtervoegsel -ig

2024-04-17
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

aanvallig

mooi en aantreklik.

2024-04-17
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aanvallig

ad)., oanfallich, floatsk, float(ich); al te —, oansjitsk; — meisje, float.

2024-04-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanvallig

bn. (-er, -st), 1. een aangename indruk makende, hef, bekoorlijk: een aanvallig kind; in de aanvallige leeftijd van 4 jaar stierf mijn zusje; 2. (gew.) zich opdringend, vrijpostig; 3. (gew.) streng koud (van het weer).

2024-04-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aanvallig

(a:n'valləch) bn. (-er, -st) een bevallige indruk makend : een -e knaap. Syn. → aanminnig

2024-04-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aanvallig

aanval'lig, bn. (-er, -st), een aangename indruk makende, lief, bekoorlijk: een — kind.

2024-04-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aanvallig

Aanvallig - (-er, -st), een aangenamen indruk makende, liefelijk, bekoorlijk, (van kinderen); (gew.) zich opdringend, aanhangend, vrijpostig: Jantje! wees niet zoo aanvallig; streng koud, (van het weer).