Wat is de betekenis van aantrouwen?

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aantrouwen

v., oantrouwe, oanboaskje.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aantrouwen

(trouwde aan, heeft aangetrouwd), door huwelijk verwant worden met; alleen het verl. deelw. is in gebruik; (gemeenz. zegsw.) aangetrouwd is aangedouwd.

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aantrouwen

('a:n) (trouwde aan, heeft aangetrouwd) aanhuwen, maar alledaagser.

2024-04-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aantrouwen

Aantrouwen - (trouwde aan, heeft aangetrouwd), door huwelijk verwant worden met, (gemeenzamer dan) aanhuwen. AANTROUWING, v.

Gerelateerde zoekopdrachten