aantikken
1. (2013) (stud.) ergens heen gaan. 'Ik tik zo even de kroeg aan'. • (Elsevier, 09/02/2013, over studententaal) 2. (1961) (ton.) souffleren; kijk onder blazen*. • (de Nieuwe Taalgids. Jaargang 54. 1961) 3) (1990) (in de uitdrukking 'aardig of lekker aantikken') (inf.) behoorlijk oplopen (van een bedrag). &bull...