aantijgen (aantrekken)
1aan'tijgen (toog aan, heeft en is aangetogen), (bijna alleen nog in de verl. tijd en het verl. deelw. gebruikt), aantrekken, aan het lijf doen; óf dicht, óf scherts.: hij had het boetekleed aangetogen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
1aan'tijgen (toog aan, heeft en is aangetogen), (bijna alleen nog in de verl. tijd en het verl. deelw. gebruikt), aantrekken, aan het lijf doen; óf dicht, óf scherts.: hij had het boetekleed aangetogen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: