Wat is de betekenis van aansteller?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aansteller

aansteller - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die zich aanstelt Mijn ouders vinden me een aansteller. Woordherkomst afgeleid van aanstellen met het achtervoegsel -er Synoniemen poseur, zenuwlijder, zenuwpees, aansteller, neuroot, neuroticus Verwante begrippen manneli...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aansteller

aansteller - zelfstandig naamwoord uitspraak: aan-stel-ler 1. iemand die zich aanstelt ♢ die aansteller huilt bij elke sentimentele film Zelfstandig naamwoord: aan-stel-ler de aansteller ...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aansteller

s., oanstelder.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aansteller

m. (-s), 1. hij die aanstelt (2.); 2. komediant, iemand die zich aanstelt (3.): wat een aansteller!

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aansteller

Aansteller - m. (-s), hij die aanstelt; iemand die zich veel inbeeldt; blufmaker: wat een aansteller!