Wat is de betekenis van aanreiken?

aanreiken - Werkwoord 1. overreiken, iemand iets aangeven waarbij je je moet uitrekken ♢ Hij moest helemaal over de balie heen buigen om het formulier aan het kind aan te reiken. Woordherkomst samenstelling van aan(voorzetsel) en reiken(werkwoord)

aanreiken - regelmatig werkwoord uitspraak: aan-rei-ken 1. het hem in handen geven ♢ wil je mij het zout even aanreiken? Regelmatig werkwoord: aan-rei-ken ik reik aan (... ik aanreik) ...

1. Opperen: een gedachte aanreiken. 2. Een bevoegdheid regelen: in een wetsvoorstel worden gewoonlijk verschillende bevoegdheden of sanctiemogelijkheden aan de overheid aangereikt.

v., oanrikke, oerrikke, (oan)langje, oerlangje, byhâlde.

...

(reikte aan, heeft aangereikt), 1. iem. iets dat buiten zijn bereik is geven, overgeven, in handen geven; 2. een boek bij iem. aanreiken, aan zijn huis bezorgen, afgeven.

reikte -, h. -gereikt (1 onder het bereik brengen, overreiken; 2 terloops afgeven): 1 iem. een boek, een schotel -; 2 wil je me vanavond dat pakje even -?

('a:n) (reikte aan, heeft aangereikt) 1. wat buiten het bereik is, in handen geven : wil u me de inktkoker even -. Syn. zie: aangeven (1). 2. terloops afgeven : een pakje -.

aan'reiken (reikte aan, heeft aangereikt), 1. iemand iets dat buiten zijn bereik is geven, overgeven, in handen geven; 2. een boek bij iemand —, in het langsgaan aan zijn huis afgeven.