Wat is de betekenis van aanpassen?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aanpassen

aanpassen - Werkwoord 1. (ov) aansluiten, voegen naar, bruikbaar maken, passend maken Nadat de ingang was aangepast konden ook mensen in een rolstoel naar binnen. De jonge vrouw moest haar leven helemaal aanpassen nadat ze invalide was geworden....

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aanpassen

aanpassen - regelmatig werkwoord uitspraak: aan-pas-sen 1. iets aantrekken om te proberen ♢ je moet deze rok even aanpassen om te zien of de maat goed is 2. je gedragen naar de omstandigheden ...

2024-04-25
De A is van Amalia, die is allochtoon, een multiculti ABC

Hans Kaldenbach (2007)

Aanpassen

Aanpassen. Ze moeten zich aanpassen. Het woord ‘moeten’ in de zin ‘ze moeten zich aanpassen’ kan twee betekenissen hebben. Er kan mee bedoeld worden dat het, om een baan te krijgen, noodzakelijk is dat je je gedraagt zoals de meerderheid dat doet. In die betekenis wordt het nuttige belang van aanpassing benadrukt. Meestal wordt het ‘moeten’ anders...

2024-04-25
Politiek woordenboek

Marco Bunge (1985)

Aanpassen

Zie bezuinigen.

2024-04-25
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

aanpassen

(paste aan, heeft aangepast), ook, van bril:) passen. Past U een van deze buitengewone brillen aan (Schoonhoven 161). Etym.: In AN alleen gezegd van kleding. Vgl. ook SN aantrekken van een bril.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aanpassen

v., oanpasse; zich aan elke omstandigheid —, mei alle winen sile; zich aan moeilijker omstandigheden moeten, omstean leare moutte.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanpassen

(paste aan, heeft aangepast), 1. beproeven of een kledingstuk, schoeisel enz. goed zit; — (fig.) iemand een vak aanpassen, hem een pak slaag geven ; 2. (iets) van pas maken zodat men het aan iets anders verbinden kan; — in overeenstemming brengen met; 3. zich aanpassen, zich schikken, zich regelen naar — : zich...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aanpassen

paste -, h. -gepast (1 op proef doen aantrekken en zien of iets goed zit; 2 aansluiten): 1 een kleed -, laarzen ~; 2 de algebra doen - bij het rekenen; refl. zich - aan de omstandigheden, (beter is: zich richten naar) zijn houding wijzigen naar; -passing, v. -en: de - van den mens aan zijn omgeving; -passingsvermogen, o.; zie accommodatievermogen.