aanmatiging
trots, hoogmoed.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-en), 1. onrechtmatige opeising of toeëigening; 2. laatdunkende taal of daad.
Jozef Verschueren (1930)
('a:n) v. (-en) 1. Eig. het zich aanmatigen : wat een -? 2. Metn. daad van aanmatiging : een ongehoorde -. Tgst. bescheidenheid, nederigheid.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
aan'matiging, v. (-en), 1. onrechtmatige opeising of toeëigening; 2. laatdunkende taal of daad; 3. (België, recht) het onrechtmatig doen voorkomen dat men een bepaalde functie, titel of gezag zou bezitten. Aanmatiging van ambten. Art. 277 Belg. WStr. bestraft met correctionele gevangenisstraf het willens en wetens verrichten door een daartoe zonder...
J. Kramer (1908)
(Fr.: prétention, Duitsch: Anmassung, Eng.: arrogance) de daad van aanmatigen; in het algemeen buitensporig botvieren aan een neiging om buiten het veld van bevoegdheid te trachten inbreuk te maken op de rechten of de vrijheid van anderen en dat op beleedigende wijze.
Anthony Winkler Prins (1870)
Men matigt zich iets aan, wanneer men zich wederregtelijk uit een geringeren toestand op zoodanige maat brengt, die aan de regtmatige bezitters bevoegdheid geeft tot het volbrengen van bepaalde handelingen. Op die wijze kan men zich gezag, wijsheid enz. aanmatigen. Aanmatiging is dus het tegenovergestelde van bescheidenheid en nederigheid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: