Wat is de betekenis van aanmatiging?

2024-04-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

aanmatiging

trots, hoogmoed.

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanmatiging

v. (-en), 1. onrechtmatige opeising of toeëigening; 2. laatdunkende taal of daad.

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aanmatiging

('a:n) v. (-en) 1. Eig. het zich aanmatigen : wat een -? 2. Metn. daad van aanmatiging : een ongehoorde -. Tgst. bescheidenheid, nederigheid.

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aanmatiging

aan'matiging, v. (-en), 1. onrechtmatige opeising of toeëigening; 2. laatdunkende taal of daad; 3. (België, recht) het onrechtmatig doen voorkomen dat men een bepaalde functie, titel of gezag zou bezitten. Aanmatiging van ambten. Art. 277 Belg. WStr. bestraft met correctionele gevangenisstraf het willens en wetens verrichten door een daartoe zonder...

2024-04-24
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Aanmatiging

(Fr.: prétention, Duitsch: Anmassung, Eng.: arrogance) de daad van aanmatigen; in het algemeen buitensporig botvieren aan een neiging om buiten het veld van bevoegdheid te trachten inbreuk te maken op de rechten of de vrijheid van anderen en dat op beleedigende wijze.

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aanmatiging

Aanmatiging - v. (-en), onrechtmatige toeëigening; laatdunkende taal of daad.

2024-04-24
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Aanmatiging

Men matigt zich iets aan, wanneer men zich wederregtelijk uit een geringeren toestand op zoodanige maat brengt, die aan de regtmatige bezitters bevoegdheid geeft tot het volbrengen van bepaalde handelingen. Op die wijze kan men zich gezag, wijsheid enz. aanmatigen. Aanmatiging is dus het tegenovergestelde van bescheidenheid en nederigheid.