aanmaak
aanmaak - Zelfstandignaamwoord 1. vervaardiging 2. (in samenstellingen) om ermee aan te maken aanmaak - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanmaken ♢... dat ik aanmaak Woordherkomst Naamwoord van handeling van aanmaken