Wat is de betekenis van aankunnen?

2024-12-04
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-12-04
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aankunnen

aankunnen - Werkwoord 1. absoluut iets of iemand de baas kunnen zijn Hij had zijn oudere broertje nooit aangekund, maar was nu duidelijk de sterkere. Hij kon de grote hoeveelheid werk met gemak aan. 2. absoluut een kledingstuk met fatsoe...

2024-12-04
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

aankunnen

Opgewassen of bestand zijn tegen. Uitdrukking: een (ongunstig) zitsel niet aankunnen. Zie ook: safety play

2024-12-04
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aankunnen

aankunnen - onregelmatig werkwoord uitspraak: aan-kun-nen 1. er groot of slim of sterk genoeg voor zijn ♢ Iris kan het huiswerk echt wel aan Onregelmatig werkwoord: aan-kun-nen ik kan aan (... ik aankan)...

2024-12-04
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aankunnen

v., oankinne; (baas kunnen) heve, heevje, huffe, hutte, risse kinne; (van eten), strûze, strike, hutte kinne; (van een paard), bihelterje kinne; (van een zaak), richelje, rig(g)elje, rigje ruggelje, rugje kinne; heel wat geld —, gans brûke kinne; iem. —, immen stean.

2024-12-04
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-12-04
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aankunnen

(kon aan, heeft aangekund), 1. (tegen iemand) opgewassen zijn, hem kunnen overwinnen ; 2.berekend zijn voor (een taak), tot een goed einde kunnen brengen; 3. in staat zijn te gebruiken (een zekere portie spijs of drank); — veel geld aankunnen, veel geld nodig hebben voor zijn dagelijkse vertering; 4.(Zuidn.) kunnen bereiken: aan...

2024-12-04
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aankunnen

onr. w.w., kan kunnen -, konde of kon h. -gekund (1 baas kunnen, I opgewassen zijn tegen; 2 berekend zijn voor een \ taak; 3 aan het lichaam kunnen trekken; 4 gevoeglijk kunnen dragen; 5 kunnen branden): 1 hij kan den knaap niet aan; 2 zij kan die taak niet aan; 3 ik kan die laarzen niet—; 4 die jas zal ik niet weer —; 5 de lamp kan...

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-12-04
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aankunnen

('a:n) (kan, kunnen aan; kon en konden aan; heeft aangekund) 1. in staat zijn om aan te vatten, aan te pakken : jij kan die knaap niet aan; een aak -. 2. in staat zijn om op te eten of te drinken of te verteren : hij kan wat aan ! 3. kunnen rekenen : op iemand -. 4. aan het lijf kunnen hebben : die laarzen kan ik niet meer aan. 5. aan het b...