Wat is de betekenis van Aankanten?

2024-10-13
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aankanten

zich, kantte zich heeft zich -gekant (zich verzetten tegen).

2024-10-13
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Aankanten

(ZICH) (kantte zich aan, heeft zich aangekant), zich verzetten tegen iem., iets. AANKANTING, v. (-en), tegenkanting.

2024-10-13
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Aankanten

Aankanten (ZICH), ww. gel. (ik kantte mij aan, heb mij aangekant), zich verzetten. *...KANTING, v. (-en). *...KIJKEN, bw. ong. (ik keek aan, heb aangekeken), aanzien. *...KIJKING, v. gmv. aanblik. *...KLAGE, v. = AANKLAGT. *...KLAGEN, bw. gel. (ik klaagde aan, heb aangeklaagd), beschuldigen. *...KLAGER, m. (-s). *...KLAAGSTER, v. (-s). *...K...