Wat is de betekenis van aanhef?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aanhef

aanhef - Zelfstandignaamwoord 1. begin (muziekstuk). 2. begin (boek of gedicht). 3. begin (van een rede). aanhef - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanheffen ♢... dat ik aanhef

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aanhef

aanhef - zelfstandig naamwoord uitspraak: aan-hef 1. groet aan het begin van een brief ♢ de aanhef van deze brief luidt: geachte dames en heren Zelfstandig naamwoord: aan-hef de aanhef

2024-04-25
ABC van Rapportagetechniek

Elling, Andeweg, Baars, de Jong & Swankhuisen (1994)

Aanhef

Onderdeel van een brief waarin je de lezer aanspreekt: ‘Geachte mevrouw De Vries’.

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

aanhef

begin; aangehef; ‘n aanvang neem met, begin.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aanhef

s., oanhef.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanhef

m., begin, aanvang (van een brief, een betoog e.d., in ’t bijz. bij muziek en zang).

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aanhef

m. (begin, inz. van stemgeluid): de — van een brief, rede, gedicht, gezang.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aanhef

('a:n) m. 1. Eig. het aanheffen. 2. Metn. beginwoorden : de van een lied, rede, brief. Syn. aanvang, begin. Tgst. zie: afloop.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aanhef

aan'hef, m. (geen mv.), begin, aanvang (van een brief, een betoog e.d., m.n. bij muziek en zang); abstr. en concr.