aanhef
aanhef - Zelfstandignaamwoord 1. begin (muziekstuk). 2. begin (boek of gedicht). 3. begin (van een rede). aanhef - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanheffen ♢... dat ik aanhef
Wiktionary (2019)
aanhef - Zelfstandignaamwoord 1. begin (muziekstuk). 2. begin (boek of gedicht). 3. begin (van een rede). aanhef - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanheffen ♢... dat ik aanhef
Muiswerk Educatief (2017)
aanhef - zelfstandig naamwoord uitspraak: aan-hef 1. groet aan het begin van een brief ♢ de aanhef van deze brief luidt: geachte dames en heren Zelfstandig naamwoord: aan-hef de aanhef
Elling, Andeweg, Baars, de Jong & Swankhuisen (1994)
Jozef Verschueren (1930)
('a:n) m. 1. Eig. het aanheffen. 2. Metn. beginwoorden : de van een lied, rede, brief. Syn. aanvang, begin. Tgst. zie: afloop.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
aan'hef, m. (geen mv.), begin, aanvang (van een brief, een betoog e.d., m.n. bij muziek en zang); abstr. en concr.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: