Wat is de betekenis van aangroei?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aangroei

aangroei - Zelfstandignaamwoord 1. toename aangroei - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aangroeien ♢... dat ik aangroei

2024-04-24
Watersport A-Z

Kramer en de Bruin (1971)

Aangroei

Aangroei - van het onderwaterschip vindt plaats doordat zich daaraan algen, mosselen, → zeepokken of andere biologische levensvormen hechten. Dit gebeurt alleen wanneer het jacht stil ligt of zeer langzaam vaart. Boten die meestal op de kant liggen en alleen te water worden gebracht om ermee te varen, kunnen daarom onder water met gewone water...

2024-04-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

aangroei

vermeerdering; aangegroei; vasgroei; toeneem.

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aangroei

m., het aangroeien, toenemen in kracht of aantal, aanwas.

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aangroei

m. (het toenemen in kracht en aantal): de - der bevolking.

2024-04-24
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Aangroei

zie Aanwas.

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aangroei

('a:n) m. het aangroeien.

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aangroei

aan'groei, m., 1. het aangroeien, toenemen in kracht of aantal, aanwas; 2. (scheepvaart) het zich vastzetten van organismen met een vastzittende levenswijze aan een scheepshuid . Vooral in tropische wateren zetten allerlei plantaardige (algen) en dierlijke (kokerwormen, schelpdieren, zeepokken) organismen zich onder de waterlijn op de scheepshuid v...

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Aangroei

Aangroei - (boschb.), zie AANWAS.