aangekleed
aangekleed - Bijvoeglijk naamwoord 1. met kleren aan aangekleed - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van aankleden Antoniemen onaangekleed
Nederlandstalige WikiWoordenboek
aangekleed - Bijvoeglijk naamwoord 1. met kleren aan aangekleed - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van aankleden Antoniemen onaangekleed
Marc De Coster ©, 1998
1. aangeklede draadnagel/lantaarnpaal/kapstok/ strijkplank/spijker/tuinslang/voorloop, spottende benamingen voor een mager persoon. De uitdr. kan zowel op een man als een vrouw slaan. Wellicht bestaan er nog veel meer varianten. De aangeklede voorloop komt uit het ha- venj argon. De voorloop of voorloper is een stuk kabel dat aan het anker zit, voo...
Nederlandse encyclopedie
aan'gekleed, bn., in enige zegsw.: een aangeklede boterham, boterham met vlees, worst, koek of kaas; een aangeklede aap, iemand die bespottelijk gekleed is, (ook) een zeer lelijk mens; een aangeklede borrel, met hartige hapjes; zelfst.: gaat uit, gezegd van iemand die met in het oog lopende zorg, meestal bespottelijk, gekleed is en daarmee pronkt.
M. J. Koenen's Verklarend handwoordenboek
(volt. deelw. van aankleden, als bn. in zegswijzen): een -geklede boterham, a) belegd met koek, kaas of vlees, b) eenvoudig avondpartijtje, ook een -geklede pijp geheten; een -geklede aap, foeilelijk mens.
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
Aangekleed - bn. een aangekleede boterham, boterham met vleesch, worst, koek of kaas; een avondpartijtje, ook een aangekleede pijp geheeten; - een aangekleede aap, iem. die bespottelijk gekleed is, een zeer leelijk mensch; - aangekleed gaat uit, gezegd van iem. die in het oog loopend mooi, meestal bespottelijk, gekleed is en da...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.